Voedselovergevoeligheid
Voedselovergevoeligheid en voedselallergie zijn ingewikkelde zaken. Een diagnose is niet zomaar gesteld.
Bij niet-allergische voedselovergevoeligheid reageert het lichaam op bepaalde voedingsmiddelen. Het afweersysteem speelt hierbij geen of een onbelangrijke rol. De voedingsmiddelen die de klachten veroorzaken, worden ‘triggers’ genoemd. Deze kunnen van nature voorkomen in voedingsmiddelen. Een voorbeeld hiervan is lactose.
Voedselallergie
Bij voedselallergie maakt het afweersysteem specifieke antistoffen aan tegen eiwitten die in de voeding voorkomen. Eiwitten die allergische reacties kunnen opwekken, worden ook wel allergenen genoemd. Bekende allergenen zijn sommige eiwitten in koemelk, kippenei, soja, pinda of noten.
Het vaststellen van voedselovergevoeligheid is niet eenvoudig. De klachten kunnen heel verschillend zijn. Bovendien kunnen ze andere oorzaken hebben.
Onderzoeken en informatie verzamelen
Zijn er verdenkingen van voedselovergevoeligheid dan onderzoeken we welke voedingsmiddelen, in welke hoeveelheden, al dan niet klachten geven. Dit doen we met diverse onderzoeken, een voedingsanamnese, eet-klachtendagboek en de eliminatie-provocatie-methode.
Met behulp van de voedingsanamnese en het voedingsdagboek verzamelen we informatie over het voedingspatroon en een mogelijke relatie met de klachten. Tevens kijken we of de voeding volwaardig en evenwichtig is.
Klachten ontstaan namelijk ook door een onvolwaardige of eenzijdige voeding. We beoordelen of de verdenking van voedselovergevoeligheid reëel is en welke voedingsmiddelen mogelijk klachten veroorzaken.
Met deze structurele aanpak voorkomen we dat onnodig voedingsmiddelen weggelaten worden en dus een dieet (onnodig) te streng wordt. De voeding wordt op een evenwichtige wijze met zoveel mogelijk variatie samengesteld.